direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Bedrijventerrein Avelingen - Schelluinsestraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0512.BP2010300000000104-4001

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geluidzoneringsplichtig bedrijf';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 2 tot en met 3.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 2 tot en met 3.2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 2 tot en met 4.2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1' een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 2 tot en met 5.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;

alsmede ook voor:

  • f. ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting', tevens voor een risicovolle inrichting;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens voor een bedrijfswoning;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', tevens voor dienstverlening;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens voor een (zelfstandig) kantoor;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens voor maatschappelijke dienstverlening in de vorm van openbare dienstverlening;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', tevens voor een nutsvoorziening;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - handel en reparatie van auto's', tevens voor handel in en reparatie van auto's;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen', tevens voor een motorbrandstoffenverkooppunt met lpg, met daaraan ondergeschikt en samenhangend detailhandel, met een maximaal brutovloeroppervlak (bvo) van 150 m², horeca, of snack/koffiecorner en een autowasstraat;
  • n. productiegebonden detailhandel als onderdeel van de bedrijven als genoemd in sub a tot en met f, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • o. niet zelfstandige kantoren als onderdeel van en grenzend aan de bedrijven als genoemd in sub a tot en met sub e, met dien verstande dat het oppervlak van deze kantoren maximaal 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen met een maximum van 3.000 m², behoudens ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' waar een maximum van 1.500 m² geldt;
  • p. kleinschalige zelfstandige kantoren tot een brutovloeroppervlak (bvo) van maximaal 1.000 m²;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – reclamemast' tevens een reclamemast;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – mast' tevens een mast;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', tevens voor een motorbrandstoffenverkooppunt zonder lpg;
  • t. voorzieningen van algemeen nut;

met de daarbij behorende:

  • u. tuinen, erven en terreinen;
  • v. laad- en losvoorzieningen;
  • w. parkeervoorzieningen;
  • x. groenvoorzieningen;
  • y. bouwwerken.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 3.2.1 tot en met 3.2.6;
  • b. ten aanzien van het bouwen gelden de aanduidingen.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen, niet zijnde woningen, bijgebouwen bij woningen of voorzieningen van algemeen nut
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; met dien verstande dat binnen de gebiedsaanduiding 'bebouwingsvrije (zicht)zone' een strook van 20 meter breed vanaf de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' tot aan de bestemming 'Water' niet bebouwd mag worden met gebouwen;
  • b. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 70% per bouwperceel, met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende laad- en losvoorzieningen op eigen terrein, waarbij de laad- en losplaatsen zo dienen te worden gesitueerd dat het openbaar terrein niet wordt belast met de bevoorrading, alsmede in voldoende parkeervoorzieningen voor het parkeren van medewerkers en bezoekers op eigen terrein, waarbij in ieder geval ruimte dient te worden gereserveerd om te voldoen aan de parkeernormering zoals opgenomen in 'ASVV 2004, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom, CROW';
  • c. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 5 meter, behoudens op de gronden die gelegen zijn binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geluidzoneringsplichtig bedrijf' waarvoor de volgende minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens geldt:
    • 1. 3,50 meter bij bouwpercelen met een bouwperceelsbreedte tot 30 meter;
    • 2. 4 meter bij bouwpercelen met een bouwperceelsbreedte tot 40 meter;
    • 3. 5 meter bij bouwpercelen met een bouwperceelsbreedte van meer dan 40 meter;
  • d. ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen gelden de aanduidingen;
  • e. indien de bestaande situatie als bedoeld in sub a tot en met sub d, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan afwijkend is, is in dat geval de bestaande legale situatie, met het daarbij behorende bebouwingspercentage c.q. de daarbij behorende maximale maatvoeringen, van toepassing.

3.2.3 Bedrijfswoningen
  • a. de bedrijfswoning is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de maximale goothoogte bedraagt 6 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt 10 meter;
  • d. de maximale inhoud van het hoofdgebouw bedraagt 500 m³.

3.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
  • a. de bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de maximale goothoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 meter;
  • d. de minimale afstand tot de voorgevellijn van de bedrijfswoning bedraagt 3 meter;
  • e. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt 50 m².

3.2.5 Voorzieningen van algemeen nut
  • a. voorzieningen van algemeen nut zijn zowel binnen als buiten bouwvlak toegestaan;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 meter;
  • c. de maximale oppervlakte bedraagt 30 m².

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 3 meter;
  • b. de maximale hoogte van een mast ter plaatse van de aanduidingen 'antennemast', 'specifieke vorm van bedrijventerrein – reclamemast' en 'specifieke vorm van bedrijventerrein – mast' bedraagt 40 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, vlaggenmasten, overige antennes en lichtmasten bedraagt 8 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 12 meter.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Ontheffing van de bouwregels voor bedrijfsgebouwen
3.4.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 3.2.2, sub d door de maximale bouwhoogte ter plaatse te verhogen tot 18 meter, onder de voorwaarden dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. voorzien dient te worden in voldoende laad- en losvoorzieningen op eigen terrein, waarbij de laad- en losplaatsen zo dienen te worden gesitueerd dat het openbaar terrein niet wordt belast met de bevoorrading, alsmede in voldoende parkeervoorzieningen voor het parkeren van medewerkers en bezoekers op eigen terrein, waarbij in ieder geval ruimte dient te worden gereserveerd om te voldoen aan de parkeernormering zoals opgenomen in 'ASVV 2004, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom, CROW'.

3.4.2 Wro-zone - ontheffingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 3.2.2, sub d voor de gronden met de aanduiding 'Wro-zone - ontheffingsgebied' door de maximale bouwhoogte ter plaatse te verhogen tot 20 meter, onder de voorwaarden dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. voorzien dient te worden in voldoende laad- en losvoorzieningen op eigen terrein, waarbij de laad- en losplaatsen zo dienen te worden gesitueerd dat het openbaar terrein niet wordt belast met de bevoorrading, alsmede in voldoende parkeervoorzieningen voor het parkeren van medewerkers en bezoekers op eigen terrein, waarbij in ieder geval ruimte dient te worden gereserveerd om te voldoen aan de parkeernormering zoals opgenomen in 'ASVV 2004, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom, CROW'.

3.5 Ontheffing van de bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 3.2.6, sub d door de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse te verhogen tot maximaal 25 meter, onder de voorwaarden dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. door de aanvrager wordt aangetoond dat een hoger bouwhoogte noodzakelijk is in het kader van de bedrijfsvoering ter plaatse.

3.6 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen binnen de aanduiding 'veiligheidszone - bevi';
  • b. vuurwerkbedrijven;
  • c. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. 1994;
  • d. wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 3.1, sub g;
  • e. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in 3.1, sub n en specifieke vormen van detailhandel als bedoeld in 3.1, sub l en sub m;
  • f. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, behoudens het bepaalde in 3.1, sub m;
  • g. seksinrichtingen;
  • h. permanente opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en ter plaatse van de aanduiding 'zichtzone'.

3.7 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 3.1, sub b tot en met sub eten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 3.1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 3.1, niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 3.1, niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd.

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid - algemeen
3.8.1 Verwijderen aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding als bedoeld in 3.1, sub f tot en met sub m te verwijderen indien de activiteit ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.

3.8.2 Toevoegen risicovolle inrichtingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door risicovolle inrichtingen toe te staan, onder de voorwaarden dat:

  • a. kwetsbare objecten mogen zijn gelegen indien dit op grond van gewichtige redenen noodzakelijk is;
  • b. de wijziging uitsluitend plaatsvindt indien uit onderzoek blijkt dat de invloed van de wijziging op het groepsrisico verantwoord is. In een dergelijk onderzoek wordt ingegaan op de volgende onderdelen:
    • 1. inzicht in het aantal personen in het invloedsgebied (huidige en nieuwe situatie) (personen dichtheden);
    • 2. het groepsrisico in de huidige en nieuwe situatie;
    • 3. de mogelijkheden tot risicovermindering;
    • 4. de mogelijkheden om de omvang van de ramp te beperken;
    • 5. de mogelijkheden tot zelfredzaamheid;
    • 6. de wijze waarop is omgegaan met het advies van de regionale brandweer.