direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijventerrein - Watergebonden
Plan: Bedrijventerrein Avelingen - Schelluinsestraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0512.BP2010300000000104-4001

Artikel 5 Bedrijventerrein - Watergebonden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - Watergebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen op het bedrijventerrein Avelingen-Oost en Avelingen-West ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geluidzoneringsplichtig bedrijf';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' het uitoefenen van watergebonden bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorie 2 tot en met 4.2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1' het uitoefenen van watergebonden bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorie 2 tot en met 5.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – mercon' zijn toegestaan watergebonden scheepsbouw- en reparatiebedrijven, constructiewerkplaatsen in de open lucht, het bouwen van offshore-platforms, tankbouw-, installatie-, machinebouw-, apparatenbouw-, reservoirbedrijven en metaalproductiebedrijven, die staan vermeld in de categorie 2 tot en met 5.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – promelca' zijn toegestaan zuivelproductenfabrieken met de daarbij behorende sproeidroogactiviteiten van zuivelproducten;

alsmede ook voor:

  • f. een groothandel ten aanzien van in- en verkoop van transportmiddelen, alsmede het stallen van, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in transportmiddelen;
  • g. een groothandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'groothandel';
  • h. een bouwmarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt' met een maximaal vloeroppervlak van 5.500 m² bvo;
  • i. de aanleg en instandhouding van waterkerende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'waterstaat';
  • j. productiegebonden detailhandel als onderdeel van de bedrijven als genoemd in sub a tot en met g, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • k. niet zelfstandige kantoren als onderdeel van en grenzend aan de bedrijven als genoemd in sub a tot en met sub g, met dien verstande dat het oppervlak van deze kantoren maximaal 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen met een maximum van 3.000 m², behoudens ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' waar een maximum van 1.500 m² geldt;
  • l. havengebonden kantoren;
  • m. de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen, specifiek ter plaatse van de aanduiding 'groen';
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenzone', specifiek voor groenvoorzieningen en water (waterberging, waterhuishouding, waterlopen en waterpartijen);
  • o. de aanleg en instandhouding van waterkerende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'waterstaat';
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijven – damen shipyards' voor het hoofdkantoor van het watergebonden bedrijf Damen Shipyards bestaande uit niet-zelfstandige kantoren en uit kantoorachtige bedrijvigheid welke behoren bij het bedrijf Damen Shipyards';

met de daarbij behorende:

  • q. wegen en paden;
  • r. groenvoorzieningen;
  • s. laad- en losvoorzieningen;
  • t. parkeervoorzieningen,
  • u. bouwwerken, werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 5.2.1 tot en met 5.2.4;
  • b. ten aanzien van het bouwen gelden de aanduidingen.

5.2.2 Gebouwen, niet zijnde voorzieningen van algemeen nut
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat binnen de gebiedsaanduiding 'bebouwingsvrije (zicht)zone' een strook van 20 meter breed vanaf de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' tot aan de bestemming 'Water' niet bebouwd mag worden met gebouwen;
  • b. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 70% per bouwperceel, met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende laad- en losvoorzieningen op eigen terrein, waarbij de laad- en losplaatsen zo dienen te worden gesitueerd dat het openbaar terrein niet wordt belast met de bevoorrading, alsmede in voldoende parkeervoorzieningen voor het parkeren van medewerkers en bezoekers op eigen terrein, waarbij in ieder geval ruimte dient te worden gereserveerd om te voldoen aan de parkeernormering zoals opgenomen in 'ASVV 2004, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom, CROW;
  • c. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 5 meter;
  • d. ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen gelden de aanduidingen;
  • e. indien de bestaande situatie als bedoeld in artikel 5.2.2, sub b, sub c, sub d en binnen de gebiedsaanduiding 'kantoor' voor het bepaalde in artikel 5.1, sub k, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan afwijkend is, is in dat geval de bestaande legale situatie, met het daarbij behorende bebouwingspercentage c.q. de daarbij behorende maximale maatvoeringen, van toepassing.

5.2.3 Voorzieningen van algemeen nut
  • a. voorzieningen van algemeen nut zijn zowel binnen als buiten bouwvlak toegestaan;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 meter;
  • c. de maximale oppervlakte bedraagt 30 m².

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 3 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, vlaggenmasten, antennes en lichtmasten bedraagt 8 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van kranen bedraagt 40 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 12 meter.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

5.4 Ontheffing van de bouwregels voor gebouwen
5.4.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 5.2.2, sub d door de maximale bouwhoogte ter plaatse te verhogen tot 18 meter, onder de voorwaarden dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. voorzien dient te worden in voldoende laad- en losvoorzieningen op eigen terrein, waarbij de laad- en losplaatsen zo dienen te worden gesitueerd dat het openbaar terrein niet wordt belast met de bevoorrading, alsmede in voldoende parkeervoorzieningen voor het parkeren van medewerkers en bezoekers op eigen terrein, waarbij in ieder geval ruimte dient te worden gereserveerd om te voldoen aan de parkeernormering zoals opgenomen in 'ASVV 2004, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom, CROW'.

5.4.2 Wro-zone – ontheffingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor de gronden met de aanduiding 'Wro-zone – ontheffingsgebied' van het bepaalde in 5.2.2, sub d, door de maximale bouwhoogte ter plaatse te verhogen tot 20 meter, onder de voorwaarden dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. voorzien dient te worden in voldoende parkeervoorzieningen voor het parkeren van medewerkers en bezoekers op eigen terrein, waarbij in ieder geval ruimte dient te worden gereserveerd om te voldoen aan de parkeernormering zoals opgenomen in 'ASVV 2004, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom, CROW'.

5.5 Ontheffing van de bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 5.2.4, sub d door de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse te verhogen tot maximaal 25 meter, onder de voorwaarden dat:
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. door de aanvrager wordt aangetoond dat een hoger bouwhoogte noodzakelijk is in het kader van de bedrijfsvoering ter plaatse.

5.6 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. vuurwerkbedrijven;
  • b. geluidszoneringsplichtige bedrijven op het bedrijventerrein Schelluinsestraat;
  • c. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. 1994;
  • d. wonen;
  • e. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in 5.1, sub j en specifieke vorm van detailhandel als bedoeld in het bepaalde in 5.1, sub h;
  • f. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • g. seksinrichtingen;
  • h. permanente opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en ter plaatse van de aanduiding 'zichtzone';
  • i. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • j. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

5.7 Ontheffing van de gebruiksregels
5.7.1 Milieucategorie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 5.1 ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 5.1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 5.1, niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 5.1, niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd.

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

5.7.2 Niet-watergebonden bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 5.1, ten behoeve van de vestiging en uitoefening van 'niet-watergebonden bedrijven' c.q. 'niet-watergebonden bedrijfsactiviteiten' binnen de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. de maximaal toelaatbare milieubelasting overeenkomt met de in artikel 5.1 toegelaten milieucategorieën;
  • b. het bedrijf ondersteunend of dienstbaar is aan de binnen het plangebied aanwezige watergebonden bedrijven danwel ondersteunend of dienstbaar is aan de overeenkomstig de bestemming 'Bedrijventerrein – Watergebonden' toe te laten 'watergebonden bedrijven' c.q. 'watergebonden bedrijfsmatige activiteiten';
  • c. de niet-watergebonden bedrijven c.q. watergebonden bedrijfsmatige activiteiten' niet zijn toegestaan op bouwpercelen die direct zijn gelegen aan de gronden met de bestemming 'Water' en/of de bestemming 'Bedrijventerrein - Kade';
  • d. de niet-watergebonden bedrijven c.q. watergebonden bedrijfsmatige activiteiten' uitsluitend zijn toegestaan op bouwpercelen die direct zijn gesitueerd aan de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied';
  • e. het te vestigen bedrijf dient aan te tonen waarom de vestiging ter plaatse noodzakelijk en/of wenselijk is;
  • f. Rijkswaterstaat om advies wordt gevraagd ten aanzien van de vestiging van het bedrijf.

5.8 Wijzigingsbevoegdheid
5.8.1 Verwijderen aanduidingen niet-watergebonden activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding als bedoeld in 5.1, sub f tot en met sub h te verwijderen indien de activiteit ter plaatse gedurende een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.

5.8.2 Toevoegen risicovolle inrichtingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door risicovolle inrichtingen toe te staan, onder de voorwaarden dat:

  • a. binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour van de risicovolle inrichting geen kwetsbare objecten mogen zijn gelegen;
  • b. binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour van de risicovolle inrichting uitsluitend beperkt kwetsbare objecten mogen zijn gelegen indien dit op grond van gewichtige redenen noodzakelijk is;
  • c. wijziging uitsluitend plaatsvindt indien de invloed van de wijziging op het groepsrisico verantwoord is. In een dergelijk onderzoek wordt ingegaan op de volgende onderdelen:
    • 1. inzicht in het aantal personen in het invloedsgebied (huidige en nieuwe situatie) (personen dichtheden);
    • 2. het groepsrisico in de huidige en nieuwe situatie;
    • 3. de mogelijkheden tot risicovermindering;
    • 4. de mogelijkheden om de omvang van de ramp te beperken;
    • 5. de mogelijkheden tot zelfredzaamheid;
    • 6. de wijze waarop is omgegaan met het advies van de regionale brandweer.

5.8.3 Wijzigen 'groen' en 'specifieke vorm van 'groen - groenzone'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduidingen als bedoeld in 5.1, sub n en sub o te verwijderen alsmede ter plaatse een bouwvlak te situeren, onder de voorwaarden dat:

  • a. de wijziging noodzakelijk is in het kader van de bedrijfsvoering;
  • b. de ruimtelijke en functionele structuur niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampbestrijding gewaarborgd is;
  • e. aangetoond wordt dat op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig blijft.

5.8.4 Wijzigingsbevoegdheid – Wro-zone – wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen binnen de gebiedsaanduiding 'Wro-zone – wijzigingsgebied' ten behoeve van de bouw van een bedrijfskantoor, onder de voorwaarden dat:

  • a. geen gebouwen mogen worden opgericht binnen een nader aan te geven bouwvlak binnen de gebiedsaanduiding 'Wro-zone – wijzigingsgebied';
  • b. bij de inrichting en bebouwing van de locatie het oorspronkelijke terreinreliëf, wat als dijk herkenbaar is, in oude staat wordt hersteld en een hierop afgestemde bestemming wordt opgenomen;
  • c. het te bebouwen bedrijfskantoor uit stedenbouwkundig en architectonisch oogpunt een bijzonder bebouwingsobject wordt met een alzijdig karakter dat aansluit bij de robuuste grootschalige industriële uitstraling van bedrijven langs de rivier;
  • d. de minimale bouwhoogte van het bedrijfsgebouw 12 meter bedraagt en de maximale bouwhoogte 20 meter;
  • e. voor de bouwregels en gebruiksregels zoveel mogelijk van toepassing worden verklaard de bepalingen als bedoeld in 5.2 en 5. 6;
  • f. voorzien dient te worden in voldoende parkeervoorzieningen voor het parkeren van medewerkers en bezoekers op eigen terrein, waarbij in ieder geval ruimte dient te worden gereserveerd om te voldoen aan de parkeernormering zoals opgenomen in 'ASVV 2004, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom, CROW';
  • g. burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
    • 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
    • 3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
    • 4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
    • 5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.