direct naar inhoud van 4.2 Archeologie
Plan: Steunpunt De Banne, Banneweg 22 Gorinchem
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0512.BP2010110-4001

4.2 Archeologie

Krachtens de Monumentenwet 1988 mogen ruimtelijke ingrepen niet toch gevolg hebben dat archeologische waarden verloren gaan. Om de archeologische verwachting te bepalen heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Banneweg, Rijkswaterstaatsteunpunt “De Banne” in Gorinchem. Dit onderzoek met kenmerk ADC Rapport 2257, april 2010 is tevens opgenomen in de bijlage. Doel van dit onderzoek is te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast.

Indien zich in het plangebied crevasseafzettingen van de Schaik stroomgordel bevinden, kunnen hierin archeologische resten vanaf het Neolithicum aanwezig zijn. Deze afzettingen bevinden zich binnen 500 cm –mv. Archeologische resten worden, indien aanwezig, verwacht in de top van de beddingafzettingen en in de oeverafzettingen.

Indien in het plangebied komafzettingen aanwezig zijn dan kunnen in het plangebied resten voorkomen vanaf de Late Middeleeuwen. Aan en direct onder het maaiveld worden archeologische resten verwacht uit de Nieuwe Tijd.

Teneinde deze verwachting te toetsen werd in het plangebied een booronderzoek (specificatie VS03) uitgevoerd.

De op basis van het bureauonderzoek verwachte oever- op beddingafzettingen zijn alleen aangetroffen in boring 1. In boring 5 en 8 zijn kom- afgewisseld door oeverafzettingen op oeverafzettingen aangetroffen. In boring 4 en 6 zijn voornamelijk komafzettingen aangetroffen waarbinnen zich een maximaal 130 cm dik pakket bestaande uit oeverafzettingen is aangetroffen. In boring 2, 3 en 7 zijn alleen komafzettingen aangetroffen. In boring 1, 4 en 8 zijn mogelijk de op basis van het bureauonderzoek verwachte overslagafzettingen aangetroffen.

De archeologische verwachting is gebaseerd op het voorkomen van crevasse- of stroomgordelafzettingen in de ondergrond. Hoger gelegen zandige beddingafzettingen waren in het verleden met name aantrekkelijk voor bewoning. Dergelijke zandige afzettingen zijn alleen in boring 1 aangetroffen. Aangezien er ter plaatse van deze boring sprake is van een beperkte verstoring (hier zal alleen een overkapping worden aangelegd) worden hier eventueel aanwezige archeologische waarden niet direct bedreigd.

In boring 4, 5, 6 en 8 is een combinatie van oever- en komafzettingen aangetroffen. Waarschijnlijk zijn deze boringen op de rand van een oeverwal gezet Op basis van het ontbreken van zandige beddingafzettingen wordt geconcludeerd dat dit gebied in het verleden minder geschikt was voor bewoning.

Bovendien zijn ter plaatse van de toekomstige zwaar gefundeerde zoutloods en opslagloods elk twee boringen gezet. In deze boringen zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een potentieel archeologisch vondstniveau.

ADC ArcheoProjecten adviseert om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet.

Conclusie
Het aspect archeologie vorm geen beperking voor het wijzigen van het bestemmingsplan.